Sta je wel eens met je camera in de hand en vraag je je af waarom je onderwerp bewogen is terwijl de rest van je foto haarscherp is? Of wil je juist die mooie beweging vastleggen, zoals stromend water dat verandert in een zachte sluier? In beide gevallen draait het allemaal om één ding: de sluitertijd van je camera.
In dit artikel leg ik je precies uit wat sluitertijd is, hoe het werkt en – misschien nog wel belangrijker – hoe je er creatief mee aan de slag kunt. Natuurlijk heb ik geprobeerd om dit artikel zo praktisch mogelijk te maken, met veel voorbeelden. Want beelden zeggen vaak meer dan woorden.
Wat is sluitertijd precies?
De sluitertijd is de tijd dat de sluiter van je camera openstaat en licht doorlaat naar de sensor. Hoe langer die sluiter open is, hoe meer licht er binnenkomt – en hoe groter de kans op beweging in je beeld. Een korte sluitertijd bevriest juist de actie, terwijl een langere sluitertijd beweging laat zien. Het is daarmee dé manier om controle te krijgen over zowel scherpte als sfeer in je foto’s.
Maar hoe werkt dat nu technisch? In je camera zit een sluiter die je kunt vergelijken met een deurtje. Normaal gesproken is dat deurtje gesloten en valt er geen licht op de sensor. Op het moment dat je een foto maakt, opent de sluiter heel even om het licht op de sensor te laten vallen. Daarna sluit hij zich weer. Bij een korte sluitertijd gebeurt dit razendsnel, bij een langere sluitertijd blijft het deurtje wat langer open. Op YouTube is daar een mooi voorbeeld van te vinden: The Slow Mo Guys hebben een video gemaakt waarin ze met een supersnelle camera laten zien hoe zo’n sluiter beweegt.
Tot zover de techniek. Creatief gezien kun je met sluitertijd alle kanten op. Je gebruikt het namelijk om bewegingsonscherpte te beïnvloeden – als er tenminste iets beweegt in je beeld. Met een korte sluitertijd leg je alles haarscherp vast, maar dat kan ook wat saai zijn. De sfeer of actie ontbreekt dan vaak. Gebruik je een langere sluitertijd, dan kun je juist die beweging zichtbaar maken, en dat kan je foto veel spannender en interessanter maken.
Een voorbeeld: ik fotografeerde een groene auto met een korte sluitertijd. Alles is scherp, maar daardoor oogt de foto wat vlak. De auto springt er niet uit, en de drukke achtergrond leidt af. Bij de blauwe auto gebruikte ik een langere sluitertijd en bewoog ik de camera mee met de auto. De omgeving werd onscherp door de beweging, maar de auto bleef scherp. Daardoor trekt die veel meer de aandacht en krijgt de foto meer dynamiek. Deze techniek werkt ook goed bij het fotograferen van watervallen, wolkenluchten, fonteinen of zelfs vallende sterren.


Sluitertijden worden vaak weergegeven in breuken van een seconde, zoals:
- 1/1000 (zeer korte sluitertijd – goed voor snelle actie)
- 1/250 (geschikt voor portretten of dagelijkse foto’s)
- 1/30 (relatief lange sluitertijd – kans op bewegingsonscherpte)
- 1 sec (lange sluitertijd – bijvoorbeeld voor nachtfotografie)
De kans is groot dat je deze breukgetallen wel eens bent tegengekomen op de display van je camera.
Wat doet sluitertijd met je foto?
De sluitertijd bepaalt in grote mate hoe beweging wordt weergegeven in je foto. Een paar voorbeelden:
- Snelle sluitertijd (1/1000 of korter): ideaal om een springende kat, een voetbalmoment of een vogel in vlucht haarscherp vast te leggen.
- Lange sluitertijd (1/4, 1 sec of zelfs langer): perfect om bewegend water te verzachten, lichtstrepen van auto’s te creëren of sterren te fotograferen.
Hieronder zie je nog twee praktische voorbeelden. De mountainbiker heb ik gefotografeerd met een sluitertijd van 1/400e seconde, terwijl de wielrenster is vastgelegd met 1/60e seconde. Die keuze is niet toevallig.
Bij de wielrenster was de achtergrond behoorlijk druk, met andere wielrenners, toeschouwers en een opvallende reclameboog. Door een langere sluitertijd te gebruiken en met de beweging mee te pannen, werd de achtergrond onscherp en kreeg de foto meer rust en dynamiek. De wielrenster zelf bleef scherp, waardoor zij extra goed opvalt in het beeld.
Bij de mountainbiker was de situatie anders: een egale blauwe lucht zonder afleidende elementen. In dat geval is een scherpe achtergrond geen probleem, en kun je dus prima met een korte sluitertijd werken. Al had je hier ook een langere sluitertijd kunnen proberen voor meer bewegingssuggestie.
Vaak is het gewoon een kwestie van proberen en experimenteren. Het fijne aan sportwedstrijden met een rond parcours is dat je meerdere kansen krijgt om verschillende sluitertijden en technieken uit te proberen.


Vaak is het bij sportfotografie juist mooi om een wat langere sluitertijd te gebruiken. Daarmee laat je beweging zien, ook al is het een stilstaand beeld. Toch kan een foto met een hele korte sluitertijd óók indrukwekkend zijn. Bijvoorbeeld om razendsnelle actie haarscherp te bevriezen. Denk aan het moment waarop het zweet van een sprinter door de lucht vliegt, of een vogel die zo scherp in beeld is dat je zelfs de vleugeltippen afzonderlijk kunt zien.
In het onderstaande voorbeeld zie je een meisje dat een spons aan een hardloper overhandigt. Dankzij een sluitertijd van 1/640 seconde staan alle waterdruppels los in de lucht, haarscherp bevroren. Een krachtig moment dat met een langere sluitertijd ongetwijfeld verloren was gegaan.

Gebruik je daarentegen een langzame sluitertijd, dan gebeurt er iets magisch. Alles wat beweegt in je beeld wordt langzaam vervaagd of uitgerekt. Stromend water verandert in een zachte sluier, voorbijrijdende auto’s worden lichtstrepen en mensen die bewegen veranderen in ghostachtige vegen. Dat geeft je foto een totaal andere uitstraling: rust, sfeer of juist dynamiek.
De onderstaande foto heb ik gemaakt door mijn camera op een statief te plaatsen, op een brug boven een snelweg. Ik heb de sluiter 20 seconden open laten staan. Daardoor zie je de beweging van het verkeer als lichtsporen door het beeld trekken, terwijl de rest van de omgeving haarscherp is gebleven.

En het mooiste? Je kunt dit effect volledig zelf in de hand houden. Door bewust te kiezen voor een korte of lange sluitertijd, bepaal je of je beweging wilt bevriezen of benadrukken.
Let er wel op dat je ook rekening moet houden met je eigen beweging. Bij langere sluitertijden kun je uit de hand al snel last krijgen van cameratrillingen, wat leidt tot onscherpe foto’s. Zelfs als je onderwerp stil stond. In dat geval is een statief je beste vriend!
Kortom: sluitertijd beïnvloedt niet alleen de technische kant van je foto, maar vooral de uitstraling, sfeer en het verhaal dat je ermee vertelt.
Hoe stel je de sluitertijd in op je camera?
Het instellen van de sluitertijd lijkt misschien ingewikkeld, maar zodra je weet waar je moet zijn op je camera, heb je het zo onder de knie. De meeste moderne camera’s, van instapmodellen tot professionele systeemcamera’s, bieden verschillende manieren om zelf de sluitertijd te bepalen.
Een van de makkelijkste manieren is de sluitertijdvoorkeuze-stand, herkenbaar als ‘S’ (bij Nikon en Sony) of ‘Tv’ (bij Canon). In deze stand stel je zelf de sluitertijd in, terwijl de camera automatisch het bijpassende diafragma kiest. Ideaal wanneer je vooral controle wilt over beweging in je foto, bijvoorbeeld bij sport, dieren of panning. Op het programmadraaiknopje van je camera zoek je naar ‘S’ of ‘Tv’. Daarna kun je met het instelwiel, meestal bij de ontspanknop, de gewenste sluitertijd kiezen, bijvoorbeeld 1/500 seconde om beweging te bevriezen of 1/60 seconde voor wat meer bewegingsonscherpte.
Hieronder zie je een voorbeeldfoto van een programmaknop. Die staat hier op de A-stand, maar zo zie je hoe de knop eruitziet.

Wil je echt alles zelf bepalen, dus ook het diafragma en de ISO-waarde, dan kies je voor de manuele stand (M). Dit geeft je volledige controle over je instellingen. Ideaal bij situaties zoals nachtfotografie of wanneer je met filters werkt. In deze stand stel je zelf de sluitertijd in met het instelwiel en gebruik je de lichtmeter in je zoeker of op je scherm om de juiste belichting te vinden.
Tip: Ben je nog niet helemaal vertrouwd met je camera-instellingen? Doe dan mee met mijn gratis 4-daagse workshop Camerabediening. Hierin leer ik je precies hoe de belichtingsinstellingen – sluitertijd, ISO en diafragma – werken op jouw eigen camera.
De meeste camera’s hebben ook een ingebouwde belichtingsmeter. Die zie je als een schuifbalkje in de zoeker of op het scherm. Slaat de meter naar links uit? Dan is je foto waarschijnlijk te donker (onderbelicht) en kun je de sluitertijd iets verlengen. Slaat hij naar rechts uit? Dan is de foto te licht (overbelicht) en moet je de sluitertijd juist korter maken. Zo vind je snel de juiste balans.

Gebruik je een smartphone met een Pro- of handmatige modus, dan kun je meestal ook zelf de sluitertijd kiezen. Zoek in de camera-app naar “sluitertijd” of “S” en experimenteer ermee. Handig als je bijvoorbeeld een lichtspoorfoto of een bewegingsonscherpe achtergrond wilt maken zonder direct een systeemcamera nodig te hebben.
Tip: oefen eens met een bewegend onderwerp, zoals een fietser of een huisdier. Zet je camera op sluitertijdvoorkeuze, kies een snelle sluitertijd zoals 1/1000 seconde en probeer vervolgens dezelfde scène met 1/30 seconde. Je zult verbaasd zijn over het verschil in sfeer en scherpte!
Sluitertijd, diafragma en ISO: de belichtingsdriehoek
Als je net begint met fotograferen en al die instellingen ziet, kan het overweldigend lijken. Maar er is een handige manier om het geheel te begrijpen: de belichtingsdriehoek. Deze driehoek bestaat uit sluitertijd, diafragma en ISO: de drie belangrijkste instellingen die samen bepalen hoe licht of donker je foto wordt. Zie het als een team dat samenwerkt om de perfecte belichting te creëren.

- Sluitertijd bepaalt hoe lang het licht op de sensor valt. Een korte sluitertijd (zoals 1/1000s) laat weinig licht door, een lange sluitertijd (zoals 1 seconde) juist veel.
- Diafragma is de opening in je lens. Een groot diafragma (bijv. f/2.8) laat veel licht binnen, een klein diafragma (zoals f/16) juist minder. Het beïnvloedt ook de scherptediepte van je foto.
- ISO bepaalt hoe lichtgevoelig je sensor is. Hoe hoger het ISO-getal (bijv. ISO 3200), hoe gevoeliger de camera wordt voor licht – maar ook hoe meer ruis je kunt krijgen.
Wanneer je aan één van deze instellingen draait, heeft dat invloed op de andere twee. Stel je voor: je kiest een snelle sluitertijd om een bewegend onderwerp scherp te krijgen. Dan moet je ofwel het diafragma groter maken of de ISO verhogen om genoeg licht op te vangen. Het is dus altijd een balans.
Begrijp je eenmaal hoe deze drie instellingen samenwerken, dan krijg je als fotograaf de volledige controle. Je kunt dan bewust kiezen voor een bepaalde sfeer, scherpte of beweging in je beeld. Het mooie is: je hoeft niet alles tegelijk te begrijpen. Begin bij sluitertijd, en ga dan stap voor stap de driehoek verkennen. Voor je het weet, denk je er niet eens meer over na!
Tip: Als je meer wilt leren over de werking van de belichtingsdriehoek en hoe je dit ‘eigen maakt’, doe dan eens mee met de gratis 4 Daagse workshop camerabediening.
Creatief aan de slag met sluitertijd
Zodra je de basis van sluitertijd begrijpt, gaat er een creatieve wereld voor je open. Sluitertijd is namelijk niet alleen een technische instelling, maar ook een krachtig hulpmiddel om sfeer, beweging en emotie in je foto’s te brengen. Of je nu een actiemoment wilt bevriezen of juist een dromerig effect wilt creëren: met sluitertijd kun je echt verhalen vertellen.
Nog even een paar inspirerende voorbeelden en technieken: Een populaire techniek is panning, waarbij je de camera meebeweegt met een onderwerp terwijl je een langzamere sluitertijd gebruikt, bijvoorbeeld 1/30 of 1/60 seconde. Het resultaat? Je onderwerp is scherp, maar de achtergrond vervaagt in beweging. Een geweldige manier om snelheid en actie in je beeld te vangen.

Ook in de nachtfotografie en bij lichtschilderen speelt sluitertijd een belangrijke rol. Door je sluiter lang open te laten staan (10 seconden of langer), kun je sterrenhemels vastleggen, vuurwerk fotograferen of zelfs figuren tekenen in het donker met een zaklamp. Je kunt zelfs ‘schilderen’ met je camera.
De onderstaande foto maakte ik tijdens het lichtfestival GLOW in Eindhoven, een jaarlijks terugkerend evenement met indrukwekkende lichtkunstwerken. De meeste fotografen gebruiken daar een statief om de installaties scherp vast te leggen. Maar in plaats van alle kunstwerken te registreren, kun je ook zelf een kunstwerk maken. Dat doe je door uit de hand te fotograferen met een lange sluitertijd.
Zo ontstond deze foto: lichtgevende bollen aan een touw bewogen op en neer, en ik volgde het licht met mijn camera. Door de lange sluitertijd ontstond een abstract, bijna schilderachtig beeld. En eerlijk gezegd: ik was sneller klaar dan de fotografen om me heen die nog aan het prutsen waren met hun statieven.

Kortom: experimenteer! Pak je camera, zoek een levendige plek of een bewegend onderwerp, en speel met verschillende sluitertijden. Het leuke aan digitale fotografie is dat je direct kunt zien wat het doet. Je zult merken dat je sluitertijd al snel niet meer als een ‘moetje’ voelt, maar juist als een van de leukste creatieve tools in je cameratas.
Tips voor het werken met sluitertijd
Wil je meer controle krijgen over je foto’s en creatiever leren fotograferen? Dan is het slim om flink te oefenen met sluitertijd. Hieronder vind je praktische tips die je helpen om er zelfverzekerd mee aan de slag te gaan – of je nu een beginner bent of al wat langer fotografeert.
1. Begin in de sluitertijdvoorkeuze-stand (S of Tv)
De makkelijkste manier om sluitertijd te oefenen, is met de sluitertijdvoorkeuze. Je kiest dan zelf de sluitertijd en je camera regelt automatisch het diafragma. Ideaal als je bijvoorbeeld wilt oefenen met het bevriezen van beweging of juist een lange sluitertijd wilt gebruiken voor creatieve effecten.
2. Gebruik een statief bij lange sluitertijden
Wil je werken met sluitertijden van een halve seconde of langer? Dan is een statief onmisbaar. Uit de hand fotograferen levert al snel bewogen beelden op. Een stevig statief zorgt voor haarscherpe resultaten. Perfect bij avondfotografie, waterfoto’s of lichtsporen. Wil je meer weten over welke soorten statieven er zijn? Bekijk dan mijn artikel over statieven met interessante uitlegvideo’s.

3. Oefen met bewegende onderwerpen
Zoek een plek waar beweging is, zoals een druk kruispunt, een speeltuin of een sportveld. Fotografeer hetzelfde onderwerp met verschillende sluitertijden, van snel tot langzaam. Zo zie je precies wat het effect is en leer je wat werkt voor jouw stijl.
4. Let op het licht
Hoe langer je sluitertijd, hoe meer licht er op de sensor valt. Overdag kan dat al snel leiden tot overbelichte foto’s. In zulke gevallen gebruik je een ND-filter (ook wel grijsfilter genoemd) of pas je de ISO-waarde en het diafragma aan. Een ND-filter werkt als een zonnebril voor je camera: het houdt licht tegen zonder invloed op de kleuren of scherpte, zodat je ook bij fel licht met lange sluitertijden kunt werken.
De onderstaande foto’s heb ik gemaakt op de Strabrechtse Heide in Noord-Brabant. De zon stond laag en ging bijna onder, maar er was nog steeds te veel licht om met een lange sluitertijd te werken. En dat is wel nodig als je de beweging van wolken wilt vastleggen. Afhankelijk van de windsnelheid heb je dan vaak een sluitertijd van enkele minuten nodig.
Zonder filter zou de foto zwaar overbelicht raken bij een lange sluitertijd. Maar dankzij het ND-filter kon ik een belichtingstijd van meerdere minuten gebruiken, zonder overbelichting. Het resultaat: een foto waarin de wolken prachtig vervagen en bewegen, wat zorgt voor een dromerig en sfeervol effect.


5. Wil je beweging bevriezen? Ga onder de 1/500e seconde
Voor scherpe actiefoto’s van bewegende onderwerpen zoals sporters of dieren is een snelle sluitertijd cruciaal. Begin bij 1/500 seconde en ga sneller als het nodig is. Vergeet niet om dan ook je ISO eventueel iets te verhogen zodat je nog steeds goed belicht. De onderstaande foto maakte ik van een fontein in Helmond met een sluitertijd van 1/400e seconde.

6. Experimenteer met creatieve sluitertijden
Fotografeer eens een waterval met een sluitertijd van 1/4 seconde, of ga ’s avonds op pad om met 10 seconden sluitertijd lichtsporen van auto’s vast te leggen. Door te experimenteren ontdek je welke sfeer en stijl het beste bij jou past. De onderstaande portretfoto heb ik gemaakt op Utrecht Centraal met een sluitertijd van 1/4 seconde. Daardoor blijft de geportretteerde scherp in beeld, terwijl de beweging van de mensen om hem heen zichtbaar wordt. Het resultaat is een dynamisch portret met een interessant contrast tussen stilstand en beweging.

7. Leer van je fouten (en geniet er van)
Niet elke foto lukt meteen, en dat is oké. Bewegingsonscherpte, overbelichting of wazige beelden horen erbij. Analyseer je foto’s, kijk terug wat je sluitertijd was en leer ervan. Zo word je snel beter én creatiever.
Kortom: de sluitertijd is niet alleen een technische knop, maar ook een creatieve tool. Speel ermee, probeer nieuwe dingen uit, en voor je het weet gebruik je sluitertijd bewust om je foto’s precies de uitstraling te geven die jij voor ogen hebt.
Samenvatting
De sluitertijd van je camera is veel meer dan alleen een technische instelling. Het is een creatief hulpmiddel waarmee je de sfeer, scherpte en impact van je foto bepaalt. Door te spelen met korte of lange sluitertijden krijg je volledige controle over beweging in je beeld. Of je nu actie wilt bevriezen of juist dramatische effecten wilt creëren met lange belichting: sluitertijd geeft je alle vrijheid om te experimenteren. Dus: zet je camera eens op manueel of sluitertijdvoorkeuze en ontdek wat er mogelijk is!